Dit is het digitale archief van delen.meteddie.nl
Hier vind je content die zonder dit initiatief in de prullenbak was beland.
Standaard weergave van een item.

Ready for the Ride - Moreel Leiderschap & Moraal

Laatst bijgewerkt op:

Leer kinderen overeenkomsten tussen mensen te zien en niet de verschillen Burgerschapsonderwijs actueel - In Opinie in Dagblad Trouw – een vrijplaats voor discussie – d.d. vrijdag 21 mei 2019 – geeft historicus Martin Harlaar ons een inkijkje in het boek, waaraan hij werkt, dat voor Pabo studenten bestemd is. Het boek draagt de titel: ‘de Getemde Mens’ en gaat over de biologische basis van onze moraal. Hij haalt Hans Boutelier aan - wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker Instituut - die vindt dat burgerschapsonderwijs beter en actueler kan. Hij stelt bijvoorbeeld voor burgerschapsonderwijs ‘te koppelen aan kennis over de wereldgodsdiensten, de strijd daartussen en de mogelijkheden voor vrede’ (Opinie 8 mei 2019). Kerndoel 38 Basisonderwijs - Het Basisonderwijs kent talloze kerndoelen, die ‘gehaald’ moeten worden. Kerndoel 38 luidt: ‘De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse samenleving een belangrijke rol spelen en ze leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.’ Martin Harlaar wil deze tekst graag vervangen door: ‘De leerlingen verwerven inzicht in de verschillen en overeenkomsten tussen mensen als sociale en morele wezens en ze leren fatsoenlijk met anderen om te gaan, ongeacht godsdienst, levensovertuiging, ras, geslacht, seksuele geaardheid, of op welke grond dan ook.’ Deze aanpassing onderschrijf ik, omdat deze omschrijving in mijn ogen verder reikt dan een beperkt, intellectueel begrip alleen en ook dichter bij de kwaliteiten van het hart komt. Nieuw Kerndoel – Wat mij betreft mag er nog een kerndoel bijkomen, dat dieper gaat en ons – in de woorden van Sri Swami Paramahamsa Vishwananda (Grondlegger van de internationale Bhakti Marga Organisatie (weg van devotie) met de missie: Just Love en het openen van de harten van mensen) – leidt naar vier fundamentele levensvragen, waarin leerlingen zich ook zouden mogen verdiepen. Deze vier vragen zijn: 1. Wie ben ik? 2. Waar kom ik vandaan? 3. Waarom ben ik hier op aarde (m.a.w. wat is mijn levensdoel?) 4. Waar ga ik uiteindelijk naar toe? Net zoals een ui vele lagen kent, kunnen er op deze vier vragen – laag na laag – dieper liggende antwoorden gegeven worden. Zo kun je vraag 1 beantwoorden: ‘Ik ben Pietje, Joke, of Achmed’, maar ook: ‘Ik ben een bezield wezen dat geschapen is naar het beeld van God.’ Op vraag 2 kun je antwoorden: ‘Ik kom uit de schoot van mijn moeder’, maar ook: ‘Ik kom voort uit een oneindige oceaan van Goddelijke Liefde.’ Op vraag 3 kun je antwoorden: ‘Ik ben hier op aarde om zoveel mogelijk geld te verdienen’, of: ‘Ik ben hier op aarde om te dienen, om de ander te steunen en de wereld te verrijken en tot een plaats van voorspoed, welzijn, welvaart en geluk voor iedereen te laten zijn.’ Op vraag 4 kun je antwoorden: ‘Ik ga nergens naar toe, want dood is dood’, of: ‘Ik word begraven, of gecremeerd’, als je denkt je lichaam te zijn. Je kunt ook antwoorden: ‘Ik ga naar een geestelijke werkelijkheid, waar ik, overeenkomstig de wijze, waarop ik op aarde geleefd en de ander en het andere gediend heb, geestelijk voortleef.’ Deze vier vragen nodigen ons uit de diepte in te gaan in een tijd waarin het leven – en ook het onderwijs – dikwijls sterk scorend, resultaatgericht en daardoor ook materialistisch oppervlakkig is, met alle gevolgen van dien. Multiculturele samenleving – We leven in een zeer gemêleerde samenleving, die niet meer te vergelijken is met die van pakweg een eeuw geleden. De wereld ligt aan onze voeten en mede dankzij de sociale media worden we tot wereldburgers ‘omgevormd’, of we dit nu willen of niet, met alle uitdagingen van dien. Martin Harlaar stelt dat het kenmerkend is voor mensen binnen elke geestelijke stroming, dat zij zich met elkaar verbonden voelen en gedeelde ideeën en regels hebben over handelingen en gedragingen, die zij als correct en wenselijk beschouwen. Zij hebben een gedeelde moraal en deze verschillende moralen kunnen in onze multiculturele samenleving behoorlijk botsen, zo geeft hij aan. Hierbij kan ik me wat voorstellen. Als je bijvoorbeeld alleen al binnen christelijk Nederland kijkt naar de vele stromingen, kerkgenootschappen, ed., die er zijn, dan zie je door de bomen het bos vaak niet meer. Alle hebben hun eigen leer en moraal, waarbij dikwijls het eigen gelijk op de voorgrond staat. Geleidelijk dient een lichte kentering zich aan, maar of al hun leden zich gezamenlijk met elkaar verbonden en één in Jezus Christus weten en op hun onderliggende overeenkomsten de nadruk (willen) leggen? Zo volgde in de vorige eeuw met de Bijbel (en de Heidelbergse-catechismus) in de hand de ene kerkscheuring de ander op, waarbij de verschillen in moraal uiterst pijnlijk werden blootgelegd en bepaalde verschillen onoverbrugbaar bleken te zijn. Terug naar Martin Harlaar; hij vervangt in kerndoel 38 het woord respectvol voor fatsoenlijk, omdat je voor bepaalde ideeën mogelijk geen respect kunt opbrengen (ik denk bv. over de man-vrouw verhouding in bepaalde religies), maar je je als mens desondanks wel fatsoenlijk dient te gedragen. Overeenkomsten tussen mensen – Wat Martin Harlaar in zijn boek wil benadrukken, is dat moraal en gedrag een biologische basis hebben. Hij vergelijkt de verschillende moralen met taarten, die mogelijk alle een verschillende toplaag hebben, maar wel over een eenzelfde bodem beschikken die in zijn ogen is samengesteld uit de volgende, gemeenschappelijke ingrediënten: empathie en wederkerigheid. Hij geeft aan dat er de afgelopen vijftig jaar vanuit diverse disciplines talloze onderzoeken zijn verricht naar moraal en dat dit tot nieuwe inzichten heeft geleid, waar Pabo’s nauwelijks, of geen aandacht aan besteden, waardoor leerkrachten er ook niet mee aan de slag gaan. Hij ziet graag dat kerndoel 38 geactualiseerd wordt en dat kinderen meer inzicht wordt geboden in wat zij gemeenschappelijk hebben. Moraal van binnenuit – In Vrij Links – een meerstemmig Internetplatform – licht Hans zij ideeën verder toe. Moraal wordt door Wikipedia als volgt gedefinieerd: ‘Moraal is het geheel van handelingen en gedragingen die, in een maatschappelijke context, als correct en wenselijk worden gezien’, en juist dit geheel van functioneren kan vanuit een verschillende moraal totaal anders benaderd en geïnterpreteerd worden. Zo besef ik dat een aantal kinderen bij ons op school thuis de meest gewelddadige games mag spelen, waar de moraal binnen ons team toch echt anders is. Hans meldt dat moraal vele eeuwen lang het domein van filosofen en theologen is geweest, ‘van boven’ kwam en door Schriftgeleerden werd geïnterpreteerd. Zo verhandelden Nederlanders tijdens de ‘Gouden Eeuw’ slaven, wat niet meer in de moraal van deze tijd past, alhoewel de IS het nóg doet, of deed. Moraal is blijkbaar niet alleen tijd-, maar ook plaats- en cultuurgebonden. Wat is de moraal van dit verhaal? Nieuwe inzichten die op basis van wetenschappelijk onderzoek tot stand komen, maken duidelijk dat moraal van binnenuit moet komen. Ik denk: ‘Ja, dat vonden de Gnostici ook, die wisten dat ware kennis (gnosis), of ware wijsheid, voortkomt uit de innerlijke ervaring van de menselijke ziel, of geest, met het Goddelijke. Deze ervaring is in de loop van de tijd door de kerk grotendeels uit het oog verloren met alle gevolgen van dien. ‘Ligt het Goddelijke, of hoe je de onderliggende, creatieve, intelligente, scheppende werkelijkheid van het bestaan ook wilt noemen, niet aan de basis van elk mens, de hele schepping en dus ook aan moraal en moreel Leiderschap?’, vraag ik me af. ‘Leidt deze de onderliggende ‘gnosis’ van het bestaan niet tot een unieke, persoonlijke Liefdesrelatie met God, met het Goddelijke in onszelf en in de ander en ligt in deze universele, belangeloze, Goddelijke Liefde niet de ultieme moraal besloten, waarin alles en iedereen met elkaar verbonden is?’ Hoe herstellen we deze innerlijke verbinding, of moraal, deze onderliggende Liefdesrelatie? ‘Is dit niet de unieke uitdaging waarvoor we ons vandaag de dag - in een steeds verder ‘doordraaiende’ samenleving en ook wel een behoorlijk 'doorgedraaide' onderwijscultuur, waar veel leerkrachten onder grote (werk)druk staan - voor geplaatst zien?’ De pilaren van moraal – Hans Harlaar richt zijn aandacht nu – ter illustratie van zijn pleidooi voor meer aandacht voor moraal in het klaslokaal – op het werk van Frans de Waal, bioloog, primatoloog en etholoog. De Waal zegt in de Vlaamse krant de Tijd (juni 2018): ‘De mens blijft maar benadrukken hoe dom andere diersoorten zijn, om daar zijn eigenwaarde uit te halen. Deze houding rechtvaardigt ook onze omgang met dieren. Als je ze als gevoelloze machientjes afschildert, is het niet zo erg dat je ze in de vreselijkste omstandigheden grootbrengt om vlees te produceren. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor, maar ik denk dat dieren meer lijden naarmate hun brein groter is.’ De Waal ziet volgens Martin Harlaar empathie/compassie en wederkerigheid/rechtvaardigheid als de belangrijkste pilaren die moraal ondersteunen. Empathie is het vermogen je in te leven in de situatie van een ander. Mensen zijn daar over het algemeen heel goed in. Ze kunnen zich zelfs inleven in fictieve figuren en daardoor geëmotioneerd raken. De Amerikaanse tekenfilm Bambi uit 1942 kan mensen nog altijd tot tranen toe roeren. Wie kan zich het verdriet van Bambi niet voorstellen, nadat zijn moeder is doodgeschoten? De pilaar wederkerigheid (‘voor wat hoort wat’, maar ook ‘oog om oog, tand om tand’) ligt volgens De Waal aan samenwerking ten grondslag. Wederkerigheid zorgt voor vertrouwen. Vertrouwen is essentieel in een samenleving. De Waal schrijft hierover in zijn boek 'Een Tijd voor Empathie': ‘Vertrouwen wordt omschreven als je verlaten op de oprechtheid, of de samenwerking, van de ander, of op zijn minst op de verwachting dat de ander jou geen schade zal toebrengen. Dit lijkt een voortreffelijke kenschets van de verhouding die poetsvissen met hun gastheren en gastvrouwen hebben, wanneer ze hun bek, of kieuwen binnengaan. (…)' De Waal: Vertrouwen is het smeermiddel van een functionele samenleving. Als we iedereen voortdurend op de proef moeten stellen, voordat we iets samen kunnen doen, bereiken we nooit iets. En ja, vertrouwen speelt ook in het klaslokaal een cruciale rol.' Empathie en compassie - Volgens De Waal is het sociale gedrag van mensen en mensapen duidelijk verwant aan elkaar. Mensen hebben er over het algemeen geen probleem mee om het gedrag van bijvoorbeeld een chimpansee te herkennen en het te bestempelen als nieuwsgierig, speels, agressief of angstig, maar veel mensen hebben er wel moeite mee om daarvoor termen als ‘empathie’ en ‘wederkerigheid’ te gebruiken. Meevoelen met de ander en gevoel voor rechtvaardigheid worden door velen nog altijd gezien als unieke, menselijke en verheven eigenschappen, waarmee wij ons onderscheiden van het dier. Wederkerigheid en eerlijkheid – Dieren laten ook gedragsvormen zien in termen van wederkerigheid, eerlijkheid, of rechtvaardigheid. De Waal verzamelde een jaar lang gegevens over bijna zevenduizend voedseluitwisselingen bij chimpansees en het daaraan voorafgaande, onderlinge gevlooi. Wie had gevlooid, kreeg meer voedsel van degene die was gevlooid. Ook voor chimpansees blijkt te gelden: als jij iets doet voor mij, doe ik iets voor jou. Moraal in het onderwijs – Martin Harlaar: Kinderen kunnen bijvoorbeeld leren dat mensen met een andere huidskleur niet deugen, maar ook dat mensen zonder, of met een ander geloof, niet deugen. In het eerste geval valt dit in onze samenleving onder de noemer racisme en in het tweede geval onder vrijheid van godsdienst. Voor leerkrachten is het niet moeilijk kinderen aan te spreken op racistische uitlatingen, die zij thuis, of op straat, hebben geleerd. Racisme is immers strafbaar en moreel verwerpelijk. Maar hoe kunnen we het best omgaan met morele uitspraken die een religieuze basis hebben? Komt de moraal altijd van ‘boven’? Zo vertelt een zesjarige jongetje op school dat je in de hel komt als je varkensvlees eet en dat je het woord kerk niet mag opschrijven, maar het woord moskee wel? Hoe nemen we het als leerkrachten op tegen een ‘moraal van boven?’, vraagt hij zich af. Liefde – Voor mij is het van wezenlijk belang het woord Liefde weer in het onderwijs(jargon) te (her)introduceren en op de kaart te zetten. Elk mens is wezenlijk op zoek naar liefde en erkenning, waar in het onderwijs de meeste kinderen worden afgerekend op hun toetsresultaten en niet op hun vermogen iets voor de ander te betekenen en het leven, de ander en de samenleving vanuit compassie en medeleven te verrijken en te ondersteunen. Martin Harlaar: Overal op de wereld wordt de essentie van de moraal op vergelijkbare wijze omschreven. Ik heb het dan over de Gulden Regel, bij ons het meest bekend in de versie: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. In de Gulden Regel zien we de twee pilaren van de moraal terug. Empathie: je kunt je voorstellen hoe een ander het vindt, als je die ander iets aandoet. Wederkerigheid: het is niet eerlijk als je een ander iets aandoet, waarvan je zelf niet wilt dat dit jou overkomt.' Als je de Bijbel leest en met Jezus in contact komt, merk ik hoe vaak Jezus de nadruk op empathie en wederkerigheid legt. Is zijn leven, dat in het teken van belangeloze Liefde staat (voor mij  nog steeds in de tegenwoordige tijd), niet meer dan de moeite van het bestuderen waard, waar in deze tijd veel scholieren popidolen als hun (morele) leiders aanbidden en veel ouders (en ook veel jongens) voetbalsterren vereren? Moraal en taal - 'Tijdens onze opvoeding krijgt onze moraal pas echt vorm', geeft de Waal aan; 'net zoals we worden geboren met het vermogen een taal te spreken, maar pas daarna een bepaalde taal in de praktijk echt leren. De waardering voor de eigen taal en waardering voor de eigen moraal kunnen sterk van elkaar verschillen. Hoewel er uitzonderingen zijn, wordt in de regel een taal door de sprekers ervan nooit gezien als de enige ‘Ware taal’ op aarde. Men kan zeer aan de eigen taal gehecht zijn, maar vindt het logisch dat andere mensen aan hun eigen taal gehecht zijn. Dit ligt anders bij de aanhangers van een religie. Zij zien de eigen moraal als de ‘Ware moraal’. Zoals gezegd, zijn er uitzonderingen te vinden als het om taal gaat. Religies doen soms uitspraken over heilige talen; zo beschouwen Joden Hebreeuws als de taal van Jahweh en moslims Arabisch als de taal van Allah.' Seculiere moraal in het klaslokaal - Hij gaat verder: 'Moraal krijgt vorm en evolueert in de interactie tussen mensen, hoewel orthodoxe gelovigen daar niets van moeten hebben. Zij weten dat zij de enige juiste interpretatie van moraal hebben. Omdat hun moraal een goddelijke basis heeft, zullen zich verzetten tegen compromissen, want daarmee instemmen, is ingaan tegen goddelijke richtlijnen. Het is duidelijk dat in het multiculturele klaslokaal goddelijke richtlijnen niet kunnen gelden. In tegenstelling tot een school met een religieuze identiteit zal een openbare school zijn seculiere moraal duidelijk voor ogen moeten houden. In een multicultureel klaslokaal moeten kinderen met al hun verschillen leren samenleven. Leerkrachten kunnen kinderen duidelijk maken dat iedereen onderdeel uit maakt van meerdere groepen: gezin, familie, schoolklas, school, sportvereniging, wijk, stad, land, geloofsgemeenschap, enzovoorts; dat binnen elke groep gedragsregels bestaan over hoe we met elkaar omgaan; dat wie die regels schendt, door de overige groepsleden kan worden gestraft door te worden genegeerd, besproken (‘roddel’), toegesproken, uitgelachen, of uitgestoten. Deze repercussies komen voort uit het biologisch gefundeerde deel van moraal. Voor onze (letterlijke en figuurlijke) overleving zijn we afhankelijk van anderen. En die anderen moeten we kunnen vertrouwen. Dit zien we terug bij zowel de premoderne volkeren in het Amazoneregenwoud, in de woestijn van zuidwestelijk Afrika en in de jungle van Nieuw-Guinea, als ook bij eenentwintigste-eeuwse schoolklassen waar leerlingen met een iPad werken in plaats van met schoolboeken. Wie ‘gedwongen’ deel gaat uitmaken van een groep (zoals een schoolklas) wil zich zo snel mogelijk veilig voelen en erbij horen. Wie, zoals een jongetje, heeft geleerd dat zijn klasgenootjes moreel verwerpelijk gedrag vertonen en na hun dood zwaar gestraft zullen worden, zal geneigd zijn afstand te houden. Het vertrouwen ontbreekt. Leerkrachten hebben de belangrijke taak kinderen te leren elkaar te vertrouwen, hoe verschillend ze ook zijn. Zij zouden minder aandacht moeten hebben voor de culturele, of religieuze, verschillen en meer voor de ‘ingebakken’ overeenkomsten die het resultaat zijn van een duizenden generaties lange evolutionaire ontwikkeling (dan wel van een bovennatuurlijke eendaagse schepping, of een door een ‘Schepper’ in gang gezette evolutie). Ze zouden empathie en wederkerigheid moeten stimuleren, omdat kinderen elkaar hierin kunnen herkennen. Op scholen waar kinderen met uiteenlopende religieuze achtergronden zitten, zullen ook veel gelovige ouders begrip kunnen opbrengen voor deze seculiere aanpak door de leerkracht als het om moraal gaat. De gelovige ouders weten namelijk dat ‘anders-gelovige’ ouders het verkeerd zien; ze zullen er daarom niet op zitten te wachten dat de leerkracht al die dwalende, religieuze overtuigingen serieus neemt en er aandacht aan besteedt. De Gulden Regel zullen zij daarnaast herkennen uit hun eigen geloof.' Ik denk: 'Maar dit geldt ook voor christelijke, moslim en hindoestaanse scholen; ook dáár zal de onderliggende verbinding die mensen - en dus ook leerlingen - met elkaar hebben, belangrijker moeten zijn dan de moraal die de afzonderlijke kinderen van huis uit meekrijgen, als deze leidt tot afwijzing, verwijdering, discriminatie en geweld. Centraal staat voor mij de belangeloze, Goddelijke Liefde, waaruit wij allen zijn voortgekomen en die zich mogelijk langs verschillende wegen, mede door de tijd en de cultuur bepaald, uitdrukt, maar nooit - in mijn ogen - ten koste gaat van de ander. Ingaan tegen een bepaalde moraal – In zijn boek over moraal ‘de Getemde mens’, zegt Martin Harlaar: Hoe willen we dat kinderen nu, in het multiculturele klaslokaal en later, in de multiculturele vervolgopleiding en de multiculturele samenleving, met elkaar omgaan? Willen alle ouders eigenlijk wel dat hun kinderen met ‘die andere’ kinderen omgaan? Wat leren zij hun kinderen daarover? Roanne van Voorst laat in haar boek ‘Jullie Zijn Anders Als Ons: Jong en Allochtoon in Nederland’, een docente in het voortgezet onderwijs aan het woord die geregeld getuige is van de onderlinge, sociale controle: ‘Jongeren wijzen elkaar onderling op fouten: ‘als je zo praat, ben je geen goede moslim’. Dat maakt het voor allochtone jongeren in Nederland lastig om uit de band te springen, of om je eigen pad binnen de islam te bewandelen. Ik herinner me een leerlinge die flirtte met een Nederlandse jongen. Dat werd bestraft: ze werd werkelijk verketterd door haar klasgenoten.’ In hetzelfde boek komen ook jongeren met een christelijke achtergrond aan het woord. Een Molukse jongen vertelt: ‘Als kind leer je dat je Moluks bent, anders dan de Nederlanders, want je komt van de Molukken. Je bekijkt er foto’s van, je hoort er verhalen over… De Molukken worden een thuis waar je nooit bent geweest. Dat is een typisch gevoel van Moluks zijn.’ Een Moluks meisje zegt: ‘Je moet tegen een Molukker écht niet zeggen: “Hé. Nederlander!” Dat vindt hij niet leuk. Dan worden we kwaad, of voelen ons ongemakkelijk. We zijn namelijk echt compleet anders dan Nederlandse jongeren. We voelen ons buitenlanders. Vooral binnen de wijken wordt erop gehamerd: ‘Je bent een Molukker, blijf je ook zo gedragen!’ Harlaar: 'Mogen leerkrachten ingaan op de moraal die hun leerlingen van huis meebrengen, of moeten ze er misschien zelfs tegenin gaan? Het is aan seculiere scholen (en voor mij aan alle scholen) en leerkrachten om daar een helder antwoord op te formuleren. En het is aan de Pabo’s om ervoor te zorgen dat moraal voor hun studenten niet langer een vaag en stoffig begrip is, maar een terrein, waarop diverse wetenschappen belangrijke, nieuwe inzichten hebben voortgebracht en waarmee leerkrachten hun voordeel kunnen doen.' Tot slot – In mijn ogen vraagt het opvoeden van leerlingen tot moreel leiderschap om een diepte investering,  niet alleen op Pabo’s, maar ook in schoolteams in relatie tot elkaar, ouders, leerlingen…. Het vraagt onze bereidheid over Heilige Huisjes heen te kijken en bij de essentie van onszelf uit te komen, bij Dat, wat ons allen met elkaar verbindt. Hebben en nemen we hier wel voldoende tijd in het onderwijs voor, of keert de wal het schip vroeger of later? Durven we daadwerkelijk de diepte in te duiken als het gaat over de ontwikkeling van Moreel Leiderschap, mede in relatie tot wie we werkelijk diep van binnen zijn? De tijd zal het leren.;None;None