LOF - een terugblik
In 2019 ontving ik subsidie van het LerarenOntwikkelFonds (LOF) om de leerlijn wetenschapsoriëntatie die ik eerder gedeeltelijk had ontwikkeld met collega’s voor alle jaarlagen van het vwo verder vorm te kunnen geven en uit te kunnen breiden. Voor de onderbouw was het skelet van de leerlijn al helder, maar moesten de concrete opdrachten en contexten voor klas 2 en 3 nog ingevuld worden. Voor de bovenbouw wilden we het curriculum aanbieden in de vorm van projectweken voor klas 4 en 5, maar waren we ook zoekende naar een manier om de leerlijn een betere en misschien duurzamere plek in het curriculum te geven. Het is verleidelijk om op die twee jaar te reflecteren door te kijken in welke mate de plannen zijn verwezenlijkt. Wat zijn de opbrengsten, de successen en de uitdagingen voor de toekomst? Dat is dan ook wat ik in deze blog ga doen, maar LOF leerde mij niet alleen maar in meetbare resultaten te denken. Eén van de doelstellingen was om ook voor een gedeelte de persoonsvormingsfunctie van onderwijs te borgen in het te ontwerpen curriculum. Dat is voor de leerlingen achteraf misschien niet echt gelukt, maar voor mijzelf in dit geval des te meer. De beurs die ik ontving, en de ontwikkeltijd die daarmee samenhing, stelde mij ook in staat om me als individu op professioneel vlak verder te ontwikkelen. De afgelopen twee jaar hebben me dus veel gebracht. Laat ik me eerst eens richten op ‘de resultaten’. Op veel punten hebben we ongelofelijk veel stappen gezet. Zo bestond onze sectie voor het onderbouwvak wetenschapsoriëntatie in 2019 uit drie docenten: een alfadocent, een bètadocent en een gammadocent. Omdat we graag een vakoverstijgend en multidisciplinair curriculum wilden ontwikkelen, is samenwerking tussen de verschillende vakgebieden een belangrijke factor in de ontwikkeling. Inmiddels zijn we enorm uitgebreid, en bestaat ons vaste ontwikkelteam uit twee alfadocenten, drie bètadocenten en drie gammadocenten. Alleen al de mogelijkheid om zoveel mensen mee te kunnen laten werken aan het curriculum maakt dat we het programma veel beter kunnen neerzetten in de school. Met al deze mensen hebben we op het niveau van het curriculumontwerp grote stappen gezet. Toen ik de subsidie aanvroeg, dacht ik dat we ons vooral op de bovenbouw zouden focussen. De onderbouw was ‘wel uitgedacht’. Niets bleek minder waar: er komt zoveel werk bij kijken als je van een abstract concept tot een concrete en volledig uitvoerbare lessenserie wilt komen. Veel van onze ontwikkeltijd kwam dus uiteindelijk bij de invulling van het onderbouwcurriculum terecht. We ontwierpen een interessante en uitdagende gammageoriënteerde onderzoeksopdracht over het vrijemarktprincipe voor tweedeklassers, reflecteerden daarop (en kwamen erachter dat dat misschien toch nog iets te abstract was), ontwierpen een nieuwe opdracht waarin de actualiteit moest worden geanalyseerd vanuit theorieën rondom ethiek, reflecteerden en pasten weer aan. Hetzelfde evaluatie- en verbeterproces doorliepen we met onze alfageoriënteerde opdracht, een bètageoriënteerde opdracht én met een opdracht waarin leerlingen wat vrijer gelaten werden. En ook nu zijn we nog niet klaar: elk jaar toetsen we ons ontwikkelde materiaal op het gebied van leerdoelen, vaardigheden, motivatie en ‘betekenis’, en steeds herschrijven we alles om dichter te komen bij de ideeën die we hadden, of die we gaandeweg hebben gevormd. Los van de leeropbrengsten bij de leerlingen en de opbrengsten in termen van een mooie en contextrijke leerlijn op niveau, denk ik dat een even belangrijke opbrengst is dat we, zonder dat vooraf misschien zo te bedoelen, automatisch zijn gaan samenwerken volgens de principes van een professionele leergemeenschap. We brainstormen, creëren, geven elkaar feedback, experimenteren, evalueren en creëren opnieuw, en dat allemaal in een veilige en open sfeer, tussen mensen die zonder een dergelijke multidisciplinaire leerlijn misschien nooit zo intensief met elkaar zouden hebben samengewerkt. Die kruisbestuiving is ontzettend waardevol. En dan heb ik het alleen nog maar over de ontwikkeling van de onderbouw gehad, terwijl de bovenbouwleerlijn eigenlijk de aanleiding was voor de aanvraag van de LOF-subsidie. Met een nog groter team van betrokkenen ontwierpen we voor klas 4 een projectweek waarin leerlingen konden kiezen voor onderzoeksopdrachten die zich op het snijvlak van twee of meerdere vakken bevonden. Zo zouden ze zich bijvoorbeeld onder andere gaan buigen over duurzaamheid, onderwijsvernieuwing en meertaligheid. Naast deze contextrijke opdrachten ontwierpen we een weekprogramma vol workshops en masterclasses die de leerlingen handvatten zouden bieden bij het samenwerken en het bedenken, plannen en uitvoeren van een groter onderzoeksproject. We wisten veel collega’s te mobiliseren om hun steentje bij te dragen en de leerlingen te begeleiden in deze week waarin ze zich zowel zouden verdiepen als verbreden voor hun vak. Hetzelfde deden we voor klas 5, maar in die week stond de start van het profielwerkstuk centraal. Aan de hand van deze projectweken wilden we evalueren hoe we de onderzoeksvaardigheden en andere brede vaardigheden, zoals creatief denken, probleemoplossend vermogen en samenwerken, het beste konden verankeren in het curriculum voor de bovenbouw. Wat werkt en wat niet? Uiteindelijk konden we onze plannen helaas niet in de praktijk uitvoeren: de scholen moesten sluiten vanwege corona en deze dynamische week met veel leerlingen bij elkaar die continu wisselden van leeractiviteit en (samen)werkvorm was niet te organiseren binnen ons schoolgebouw met de maatregelen die er golden. Een deel van het programma voor klas 5 hebben we nog wel digitaal (en soms fysiek) aangeboden, maar dit week te veel af van de door ons ontwikkelde vorm om echt conclusies te kunnen trekken over een vervolg. Dit is dus een gedeelte van het project dat in de toekomst nog verder vormgegeven zal gaan worden. En dan is er nog de laatste ‘opbrengst’: mijn persoonlijke ontwikkeling. Als vanzelfsprekend was dit traject er een van ups-and-downs. Hoe ga je om met tegenslagen? Hoe creëer je draagvlak in de school? Welke veranderkundige processen komen er allemaal bij kijken als je een nieuw curriculum introduceert? Hoe verhoud je je als kartrekker tot je collega’s? Voor mij hadden de antwoorden op deze vragen, naast inzichten in verandermanagement, ook te maken met persoonlijk leiderschap. Hoe hebben mijn gedragingen en veronderstellingen, mijn woorden en mijn houding effect op wat ik in samenwerking met anderen kan bereiken? Hoe kan ik mijn authenticiteit en enthousiasme behouden, maar ook mijn leiderschapsstijl aanpassen aan situaties en de collega’s met wie ik te maken krijg, om elkaar te kunnen versterken en samen verder te komen? Dit zijn moeilijke vragen waarop ik geen pasklaar antwoord heb, maar die ik mezelf leerde stellen in dit vernieuwingstraject. Ik denk dat dat al winst op zichzelf is en hoop ook op dat gebied in de komende jaren nog meer te kunnen groeien. Terugblikkend zou ik dus zeggen dat de LOF-subsidie ons echt in staat heeft gesteld de school, het curriculum, de leerlingen, mijn collega’s en mezelf verder te ontplooien. We hebben een goede basis gelegd om de komende jaren op voort te kunnen bouwen en hebben onszelf handvatten gegeven om nog meer stappen te kunnen zetten. Ik kijk uit naar wat er allemaal nog meer in het verschiet ligt. ;None;None