Dit is het digitale archief van delen.meteddie.nl
Hier vind je content die zonder dit initiatief in de prullenbak was beland.
Standaard weergave van een item.

Interview ‘Ik ben Leraar’: Gert Hulzebosch

Laatst bijgewerkt op:

Het beroep van leraar is van uitstraling aan het veranderen. Lange tijd stond niemand echt stil bij wat er op de schouders van een leraar rustte. Een dominee preekt, een bakker bakt brood, een arts maakt mensen beter en een leraar onderwijst. Maar het besef dat onderwijs en de mensen die het maken het fundament zijn van onze samenleving, groeit. Wie zijn onze leraren en voor welke uitdagingen staan zij? Interview door Van12tot18, oktober 2016.

‘De lessen? Die onderging je gewoon, je deed je ding, maar ik heb nooit echt veel geleerd.’

Gert Hulzebosch is leraar techniek en didactisch beeldcoach. Hij noemt zichzelf autodidact, gedreven en nieuwsgierig naar hoe dingen werken, hij zit vol nieuwe ideeën, houdt ervan om problemen op te lossen, leest graag en helpt anderen. Gert werkt op het Greijdanus College in Meppel, een kleine school met vmbo t/m havo, vwo t/m klas 3 en het praktische profiel Dienstverlening en Producten.

gert-hulzebosch

Hoe ben je in het onderwijs terecht gekomen?‘Na mijn eigen middelbare school volgde ik een mbo-opleiding. Toen in militaire dienst en aan het werk. Ik werd kraanmachinist. Maar na 17 jaar was ik echt toe aan een nieuwe uitdaging en besloot in de avonduren aan de Pedagogisch Technische Hogeschool de opleiding voor docent techniek te gaan doen. Ik moest natuurlijk ook stage lopen en laat het bedrijf waar ik als machinist werkte nu naast een school staan! Daar heb ik mijn stage gedaan. Ik werkte meestal van 6 uur ’s morgens tot ’s avonds 6 uur en ging tussendoor stagelopen en lesgeven. Nou ja, kort daarna stond ik voor de klas en zat ik niet meer op de kraan, achteraf bezien is dit eigenlijk best bijzonder. Ik kan mij de eerste leerlingen nog goed herinneren, want dat waren jaargenoten van onze dochter. Ik kreeg dus ook hele goede feedback tijdens het avondeten, haha!’ ‘Ik ben een man van de praktijk. Ik probeer leerlingen te zien zoals ze zijn. Ik probeer aan te sluiten bij hun leefwereld. Aan leerlingen wil ik graag laten zien dat zij de toekomst zijn en dat zij een belangrijke rol spelen in de maatschappij. Vooral aan meiden, maar ook aan jongens wil ik meegeven dat zij binnen bijvoorbeeld de techniek een prachtige uitdaging kunnen vinden.’

Hoe was je eigen schooltijd? En hoe kijk je aan tegen scholen van toen, en scholen van nu, in jouw beleving?

‘Ik heb een prima schoolperiode gehad. Ik zat op een Christelijke school, waar de lijntjes naar thuis kort waren, denk ik. Wanneer er iets voorviel dan wist men je wel te vinden. De sfeer was ‘ons kent ons’, gemoedelijk. De lessen? Die onderging je gewoon, je deed je ding, maar ik heb nooit echt veel geleerd. Er was geen uitdaging en zeker geen prestatiecultuur. In mijn vrije tijd was ik altijd aan het werk en aan het knutselen. Waar ik goede herinneringen aan heb overgehouden waren de lessen natuurkunde. De docent maakte contact met leerlingen door gevatte uitspraken te doen. Ook liet hij mij naast het gewone curriculum, andere uitdagende dingen ontdekken en maken. Tegenwoordig gaat het meer om presteren. Ouders laten ook meer van zich horen wanneer het om niveau en schoolzaken gaat. Ouderbetrokkenheid vind ik goed, maar soms wordt de professie van docenten onderschat terwijl zij wel verantwoordelijk worden gehouden voor de voortgang en de ontwikkeling van het kind.’

Hoe pak jij je eigen professionalisering aan?

‘Als docent blijf je leren. De afgelopen negen jaar heb ik veel verschillende taken gedaan om zo de school van binnen en van buiten te leren kennen. Ik heb een management development traject gedaan. Onderdeel van dit traject was om een opdracht uit te voeren binnen de organisatie. Wij zijn bezig gegaan met het in beeld brengen van alle vaardigheden die je een leerling wil aanleren binnen het vo. Dat is goed gelukt. Het advies dat de schoolleiding heeft gekregen aan het einde van mijn traject was: ‘Leer de docenten coachen omdat dit een voorwaarde is om leerlingen op een eigentijdse manier vaardigheden aan te leren’. Toen de schoolleiding dat advies overgenomen heeft ben ik zelf als eerste met een groepje docenten een opleiding gaan volgen. Ik heb toen een opleiding tot Didactisch Beeldcoach afgerond. Zoals ik al zei ben ik eigenlijk een autodidact. Maar binnen het onderwijs gaat het vaak ook om een ‘papiertje’, een bewijs van professie zeg maar.’

Waar vind je jezelf goed in en waar liggen je uitdagingen?

‘Zelf ben ik goed in observeren en analyseren. Binnen het Didactisch coachen heb ik ook geleerd om details te zien waar ik mij eerder niet bewust van was. Dit helpt mij om de ander constructieve feedback te geven en daardoor gaat hij of zij als vanzelf leren leuk vinden. Mijn uitdaging ligt in het beter leren luisteren. Wat ik hoor analyseer ik snel en trek daarna ook wel eens te snel conclusies. Ik ben te gretig en te enthousiast en moet dus leren te matigen. Op onze school is de afgelopen jaren op allerlei fronten ruimte gegeven aan ontwikkeling en vernieuwing. Voor een aantal docenten was het overzicht weg en voelde men een bepaalde druk. Het afgelopen jaar is in een snel tempo alles samengekomen. Dit heeft geresulteerd in een nieuw onderwijsconcept waarmee wij nu in klas 1 zijn gestart. Onze huidige schoolleider zegt altijd ‘samen bouwen wij een trap alleen zijn de laatste treden nog niet klaar’. Met zo’n uitspraak kan ik wel iets omdat het ruimte geeft aan tussentijds uitproberen en bijstellen.’

Hoe sta jij ten opzichte van het lerarenregister?

‘Ik vind het lerarenregister prima. Net als bij zoveel andere beroepen is het noodzakelijk om bij te scholen en om door te ontwikkelen. Dat geldt ook voor docenten. Leerlingen hebben een andere opvoeding dan 25 jaar geleden. Zij hebben ook met andere problemen te maken. Zij communiceren anders en spelen anders. Dit heeft direct of indirect z’n weerslag op het ondergaan van onderwijs. Naast de werkvormen en de lesinhoud moet dus ook het direct communiceren met leerlingen soms anders. En dan heb ik het nog niet eens over passend onderwijs gehad. Als ik het vriendelijk benoem, zou je het register een motivator kunnen noemen voor collega’s om zich te professionaliseren. En dat vind ik prima.’

Je bent net niet Leraar van het jaar geworden?

‘Ik zat bij de laatste 10 en ik ben blij dat mijn vakcollega het geworden is. Techniek op de kaart zetten is belangrijk omdat steeds meer scholen het vak wegbezuinigen. Het vak dat kan fungeren als een spin in het web en als promotor van de bèta vakken is belangrijk gezien de tekorten aan goed technisch personeel en Nederland als innovatieland. Maar door mijn nominatie ben ik door de Onderwijscoöperatie attent gemaakt op het LOF. Uit dat fonds heb ik nu een prachtige bijdrage ontvangen om ons super simpele en beheersbare beoordelingsmodel voor onze vaardighedenlijn te digitaliseren. Ik hoop zo ook een bijdrage te kunnen leveren aan mooi onderwijs waar leerling, docent maar ook andere betrokkenen zicht krijgen op wat een leerling kan en waar hij of zij zich nog in kan ontwikkelen.’;None;None