De kaartenbak: meer autonomie en differentiatie

;Leerlingen werken bij beeldende vorming zonder cijfers aan leerdoelen, ze werken in een zelf bepaalde volgorde. De leerlingen krijgen leerdoelen waar ze aan moeten voldoen aan het einde van een bepaalde periode. leerlingen krijgen opties aangereikt om deze doelen te bereiken in drie gradaties van eigenaarschap.;De docent stelt vast welke doelen behaalt moeten worden in een bepaalde periode. De leerling gaat aan de slag met deze doelen maar doet dit in de volgorde wat hem het beste past. Leerlingen weten dus wat er van ze verwacht wordt, maar gaan niet meteen met alles aan het werk. Je brein is niet op ieder moment in staat om te leren wat op dat moment opgelegd wordt.  Deze manier van werken nodigt uit tot verbondenheid met het werk, bijvoorbeeld; de leerling weet dat hij in de aankomende periode moet laten zien dat hij in staat is om tekst en beeld te verbinden en te verwerken in een beeld. De leerling zal meer open staan voor uitingen van tekst en beeld in zijn omgeving (bewust of onbewust) en zich daardoor meer openstellen en laten inspireren, Dit wekt de verwachting dat het leerproces meer indruk maakt.  De uitvoering heeft een  gradatie in eigenaarschap:  Keuze 1; ze kunnen kiezen uit een duidelijk omschreven opdracht die zorgt dat ze deze doelen bereiken.  Keuze 2; ze kiezen voor een minder duidelijk omschreven opdracht met veel keuzevrijheid.  Keuze 3; ze bepalen en bedenken zelf hoe ze voldoen aan de gestelde leerdoelen.